Geplaatst op 19 mei 2022

De Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt dat iedereen, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, verplicht is aangifte te doen. Wanneer de aangifteverplichting door een belastingplichtige niet wordt nagekomen, ook niet na hieraan te zijn herinnerd en daartoe te zijn aangemaand, is de vereiste aangifte niet gedaan en wordt de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Op de belastingplichtige rust dan de last om overtuigend aan te tonen, dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Als de vereiste aangifte niet is gedaan, geldt de omkering van de bewijslast ook ten aanzien van een navorderingsaanslag.

De Belastingdienst legde een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting op over het jaar 2015 aan een Nederlandse NV nadat hij aanvankelijk een ambtshalve aanslag had opgelegd. Na het opleggen van de primitieve aanslag diende de NV alsnog een aangifte in. In de aangifte claimde de NV een afwaarderingsverlies op enkele vorderingen. Ten aanzien van dit afwaarderingsverlies rustte de bewijslast al op de NV.

Voor de bepaling van de waarde van een vordering op de fiscale balans is het subjectieve oordeel van de belastingplichtige daaromtrent bepalend. Dat oordeel moet de belastingplichtige hebben gevormd na een onderzoek van de omstandigheden waardoor de waarde van de vordering op balansdatum kan worden beïnvloed, voor zover die omstandigheden hem bekend zijn.

De Nederlandse NV nam begin 2014 alle aandelen in een buitenlandse vennootschap over van haar aandeelhouder voor € 38 miljoen. Het eigen vermogen van de vennootschap bedroeg op dat moment € 52 miljoen. Kort na de overname is besloten de overgenomen vennootschap te liquideren. De activa en passiva bestonden vrijwel uitsluitend uit vorderingen en schulden. De NV heeft na de liquidatie alle activa en passiva van de buitenlandse vennootschap op haar balans gezet. In verband met de liquidatie heeft de NV in haar aangifte Vpb 2014 een resultaat van € 14 miljoen verantwoord onder de deelnemingsvrijstelling. In 2015 wilde de NV enkele van de vorderingen, die in het kader van de liquidatie aan haar zijn uitgekeerd, afwaarderen ten laste van de winst. De Belastingdienst heeft dat niet toegestaan, omdat niet aannemelijk was dat de vorderingen bij de overname van de buitenlandse vennootschap volwaardig waren. Steun voor dat standpunt ontleende de Belastingdienst aan het verschil tussen koopsom voor de aandelen en hoogte van het eigen vermogen. De Belastingdienst heeft per vordering beoordeeld of deze op het moment van verkrijging al had moeten zijn afgewaardeerd. De redenen voor afwaardering, bestaande uit een slechte financiële situatie en slechte economische vooruitzichten, waren al voor het jaar 2014 aanwezig.

Naar het oordeel van Hof Den Haag heeft de Belastingdienst de afwaardering terecht geweigerd.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA2022542, BK-21/00368 | 22-03-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Controlerapport geen beschikking verliesverrekening

    Verliezen kunnen alleen worden verrekend als deze bij beschikking zijn vastgesteld. Een controlerapport kwalificeert niet als een dergelijke beschikking. Zo’n rapport bevat geen formele vaststellingen. Het dient alleen ter ondersteuning bij het

  • Volgens de rechter is hoge belastingrente oneerlijk

    De rechter in Den Haag geeft een bedrijf gelijk dat de belastingrente op vennootschapsbelasting (vpb) veel te hoog vindt. Het bedrijf vraagt in november 2023 om een voorlopige aanslag vpb. De Belastingdienst stuurt deze aanslag in december 2023.

  • Fiscaal compromis vernietigd door dwaling over woningoppervlakte

    In 2017 verkoopt een dochtermaatschappij een woning met garage aan de zoon van de dga voor € 274.760, terwijl de WOZ-waarde € 398.000 bedraagt. De woning wordt al jaren verhuurd aan dezelfde zoon voor slechts € 1.200 per maand, zonder