Geplaatst op 13 maart 2025

Een directeur-grootaandeelhouder (dga) kampt met een forse rekening-courantschuld aan zijn eigen bv van bijna € 1,5 miljoen per 1 januari 2015. De vennootschap besluit ruim € 1 miljoen van deze schuld af te waarderen wegens vermeende oninbaarheid, ten laste van de eigen reserves. De inspecteur beschouwt deze afwaardering als een verkapte dividenduitkering en legt een navorderingsaanslag op. De rechtbank Zeeland-West-Brabant buigt zich over de vraag of de inspecteur terecht een navorderingsaanslag inkomstenbelasting oplegt over deze afwaardering.

Nieuw feit

De rechtbank bevestigt het bestaan van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Ze oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting niet het dossier van de vpb hoeft te raadplegen. Het standpuntverzoek in de vpb-aangifte verhindert niet dat de inspecteur een nieuw feit constateert.

Besluit winstuitdeling

De rechtbank verwerpt expliciet het argument dat de afwaardering pas in 2016 plaatsvindt. De rechtbank wijst op de correspondentie waarin de voormalige adviseur van de belastingplichtige meermaals verklaart dat "het besluit in 2015 is genomen" en "het feit heeft plaatsgevonden in het fiscale boekjaar 2015". Deze uitlatingen wegen zwaarder dan de formele bekrachtiging in de AVA van 4 november 2016. De rechtbank oordeelt helder: "Dat de AVA dit besluit op 4 november 2016 heeft bekrachtigd, maakt gelet op de feiten weergegeven in de genoemde correspondentie niet dat op dat moment het besluit pas is genomen". Het moment van prijsgeven valt dus onmiskenbaar in 2015.

Terugbetalingscapaciteit

Over de aandeelhoudersmotieven oordeelt de rechtbank uitdrukkelijk in het voordeel van de inspecteur. Ze stelt: "De rechtbank is het met de inspecteur eens dat een onafhankelijke derde onderzoek zou doen naar de mogelijkheden tot terugbetaling, voordat een vordering wordt prijsgegeven." De rechtbank constateert dat er geen enkel stuk is overgelegd waaruit blijkt dat onderzoek naar de leencapaciteit en terugbetalingscapaciteit heeft plaatsgevonden. De "enkele blote stelling" dat naar de vermogenspositie in privé is gekeken, vindt de rechtbank "daartoe onvoldoende". De rechtbank concludeert daarom dat "het aannemelijk is dat het motief voor het prijsgeven niet is gelegen in zakelijke redenen, maar in de betrekkingen met belanghebbende als aandeelhouder". Hierdoor geldt het volledige bedrag van ruim € 1 miljoen als winstuitdeling in 2015.

Conclusie

Deze uitspraak waarschuwt dga's voor het lichtvaardig afwaarderen van rekening-courantvorderingen. De Belastingdienst bestempelt een afwaardering zonder deugdelijk onderzoek naar de terugbetalingscapaciteit snel als verkapte dividenduitkering, met navorderingsaanslagen tot gevolg. De zaak toont ook aan dat de inspecteur bij een aanslag mag vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte en alleen bij redelijke twijfel onderzoek instelt.
 

Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:878 | 16-02-2025

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Rendementspercentage omhoog, heffingsvrij vermogen omlaag in 2026

    Het nieuwe box 3-stelsel, waarin belasting wordt geheven over het werkelijke rendement op vermogen, is uitgesteld tot ten minste 2028. Om deze budgettaire tegenvaller op te vangen, voert het kabinet vanaf 2026 aanpassingen door binnen het huidige

  • Pensioenaanspraken belastbaar ondanks geen uitbetaling

    Vanwege liquiditeitsproblemen bij haar bv ontvangt een weduwe vanaf augustus 2016 geen pensioenuitkeringen meer, hoewel zij daar wel recht op heeft. In haar aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021 geeft zij deze niet-ontvangen

  • Weet wáár u woont voor hypotheekaftrek

    Een in België wonende belastingplichtige geeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2019 een Nederlands pand aan als eigen woning met een negatief saldo van € 7.555. De inspecteur accepteert deze aftrekpost niet, omdat onduidelijk is welk deel