Geplaatst op 1 mei 2025

Vanwege liquiditeitsproblemen bij haar bv ontvangt een weduwe vanaf augustus 2016 geen pensioenuitkeringen meer, hoewel zij daar wel recht op heeft. In haar aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2021 geeft zij deze niet-ontvangen pensioenuitkeringen niet aan als inkomen. De Belastingdienst legt later navorderingsaanslagen op voor deze jaren, omdat de inspecteur vindt dat de pensioenrechten verrekend hadden kunnen worden met de schuld die zij heeft aan haar bv en dus belastbaar zijn. De inspecteur verklaart het bezwaar van de weduwe tegen deze navorderingsaanslagen ongegrond. In de beroepsprocedure bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant draait het om de vraag of de inspecteur over een nieuw feit beschikt dat navordering rechtvaardigt.
Nieuw feit?
De weduwe stelt dat er geen sprake is van een nieuw feit, omdat de inspecteur al vragen had moeten stellen over de verdwenen pensioenuitkeringen in haar aangiften. Volgens haar is het onwaarschijnlijk dat een levenslange pensioenuitkering zomaar kan stoppen, waardoor de inspecteur zijn onderzoeksplicht heeft geschonden. De inspecteur daarentegen betoogt dat hij mocht uitgaan van de juistheid van de aangiften en dat de informatie die hij later kreeg van een collega-inspecteur vennootschapsbelasting een geldig nieuw feit vormt voor navordering.
Nieuw feit!
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt dat navordering rechtvaardigt. De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur mag uitgaan van de juistheid van de aangiftegegevens, tenzij hij in redelijkheid moet twijfelen aan die juistheid. Tot nader onderzoek is hij alleen verplicht bij gegronde twijfel. In deze zaak is niet gesteld of gebleken dat ooit overleg is geweest met de inspecteur over het weduwenpensioen. De inspecteur hoefde daarom niet te vermoeden dat de aangiften onjuist waren en was niet verplicht de aangiften vennootschapsbelasting van de bv te raadplegen. Van een ambtelijk verzuim is daarom geen sprake, waardoor de informatie die de inspecteur later ontving een geldig nieuw feit vormt.
Conclusie
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. De navorderingsaanslagen 2017 tot en met 2021 en de belastingrentebeschikkingen blijven volledig in stand. Deze uitspraak illustreert een belangrijk fiscaal principe: rechten op inkomen kunnen belastbaar zijn, zelfs als er geen daadwerkelijke uitbetaling plaatsvindt!
Deel dit bericht
Bel voor meer informatie
0412 – 45 90 00
of wij bellen u
Gerelateerde berichten
Voordeel optie is uitdeling aan dga door te hoge huur bv
Een dga is aandeelhouder en bestuurder van twee bv’s. Een van deze bv’s verhuurt een pand aan de andere bv. Dit pand wordt verkocht aan een derde, die het pand aan de bv blijft verhuren. Hierbij wordt een huurprijs overeengekomen die veel hoger is
Geen belastingrente bij afzonderlijk verzoek belastingkorting
Een ondernemer vraagt rentevergoeding van de Belastingdienst, omdat haar belastingteruggave te laat komt. De vrouw beweert dat haar definitieve aanslag conform haar aangifte is vastgesteld en dat zij daarom recht heeft op belastingrente. Het probleem
Opgebouwde verlofdagen in het buitenland tellen mee bij voorkoming dubbele belasting
Een werknemer in de scheepvaart gaat in beroep bij de rechter tegen de Belastingdienst over voorkoming van dubbele belasting en krijgt gelijk. De man werkt 35 dagen op een schip in het buitenland. Werknemers op dit schip werken twaalf uur per dag en