Geplaatst op 24 november 2022

De Belastingdienst brengt belastingrente in rekening als het opleggen van een aanslag door toedoen van de belastingplichtige te lang op zich heeft laten wachten. Daar staat tegenover dat belastingrente wordt vergoed als de Belastingdienst te lang heeft gedaan over het vaststellen van een aanslag met een uit te betalen bedrag. Bij de vermindering van een aanslag wordt de reeds betaalde belastingrente naar evenredigheid teruggegeven.

In de wetsgeschiedenis zijn voorbeelden opgenomen ter illustratie van de werking van de belastingrenteregeling. In geen van deze voorbeelden komt de situatie aan de orde waarin belastingrente wordt berekend over een periode waarin de Belastingdienst vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag al beschikte over het te betalen belastingbedrag.

Volgens de Hoge Raad leidt letterlijke toepassing van de belastingrenteregeling ertoe dat in een dergelijk geval belastingrente wordt berekend. Dat is een onacceptabel gevolg van de regeling. De wetgever heeft met de regeling van de belastingrente willen aansluiten bij de regeling van verzuimrente in de Algemene wet bestuursrecht. Die regeling voorziet erin dat rente wordt berekend wanneer het bestuursorgaan of de burger in verzuim is. Een dergelijk verzuim ontstaat wanneer de schuldenaar niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald. Het vergoeden van rente is bedoeld om het rentenadeel van de schuldeiser dat ontstaat door de te late betaling te compenseren.

De verzuimrenteregeling in de Algemene wet bestuursrecht is gebaseerd op de civielrechtelijke regeling van de compensatie van geleden renteschade. Beide regelingen gaan uit van een niet betaalde hoofdsom en van te compenseren renteschade. Daarvan is geen sprake gedurende de periode waarin de Belastingdienst beschikte over het verschuldigde belastingbedrag. Over die periode is geen belastingrente verschuldigd.

De Hoge Raad merkt op, dat dit niet verhindert dat belastingrente wordt berekend over de periode tussen de dagtekening van een aanslagbiljet en de uiterste datum van betaling, ook al is de aanslag voor het einde van de betaaltermijn betaald. Deze situatie is in de wetsgeschiedenis uitdrukkelijk aan de orde gekomen en aanvaard. De Hoge Raad neemt daarom aan dat de wetgever omwille van de uitvoerbaarheid een wat ruwe berekening van de renteschade heeft beoogd.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20221673, 21/00170 | 17-11-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Persoonlijke omstandigheden en openheid van zaken leiden tot lagere boete

    Een man kreeg vergrijpboetes opgelegd in verband met ten onrechte in aftrek gebrachte alimentatiebetalingen in zijn belastingaangiften over 2019 en 2020. Na een verzoek om informatie door de Belastingdienst bleek dat hij ook nadat de

  • Bekendmaking belastingaanslagen aan ontbonden rechtspersoon

    In de Invorderingswet 1990 is bepaald dat de ontvanger een belastingaanslag bekendmaakt door verzending of uitreiking van het door de inspecteur opgemaakte aanslagbiljet. In afwijking hiervan kan de ontvanger een belastingaanslag ten name van een

  • Was de inspecteur te laat met een navorderingsaanslag?

    Een belastingplichtige heeft over 2016 geen aangifte inkomstenbelasting ingediend. De inspecteur legt binnen de reguliere aanslagtermijn geen aanslag op, maar legt wel binnen de navorderingstermijn een navorderingsaanslag op. De belastingplichtige