Geplaatst op 3 maart 2022

Bij de beëindiging van een dienstbetrekking op initiatief van de werkgever moet sinds 1 juli 2015 aan de werknemer een transitievergoeding worden betaald. Volgens een arrest van de Hoge Raad is de werkgever ook een transitievergoeding verschuldigd als een slapend dienstverband wordt beëindigd, ook al gebeurt dat op verzoek van de werknemer. Een dienstverband is slapend als de werknemer langdurig arbeidsongeschikt is en het opzegverbod tijdens ziekte is vervallen. De werkgever heeft in die gevallen recht op compensatie van de transitievergoeding. De compensatie wordt betaald door het UWV.

Over het recht op compensatie in gevallen waarin de wachttijd van 104 weken bij arbeidsongeschiktheid voor 1 juli 2015 is verstreken, maar de arbeidsovereenkomst na die datum is beëindigd, wordt door de rechtbanken verschillend geoordeeld. Volgens de rechtbank Den Haag is in die gevallen aan de voorwaarden voor het recht op compensatie voldaan. De compensatie kan niet hoger zijn dan de betaalde transitievergoeding en bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de reguliere termijn van het opzegverbod wegens ziekte. Anders dan het UWV stelt, heeft volgens de rechtbank het feit dat het reguliere opzegverbod wegens ziekte is geëindigd voor 1 juli 2015 niet tot gevolg dat de werkgever geen recht heeft op compensatie.

De rechtbank Overijssel is een andere opvatting toegedaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de wetgever ook bij de beëindiging van reeds lang slapende dienstverbanden de compensatieregeling heeft willen toepassen. Dat volgt volgens de rechtbank uit de beperking van de terugwerkende kracht van het recht op compensatie tot 1 juli 2015. De rechtbank meent dat uit het Xella-arrest van de Hoge Raad volgt, dat een werkgever in beginsel alleen gehouden is een slapend dienstverband te beëindigen als hij aanspraak kan maken op compensatie van de transitievergoeding. In de door de rechtbank beoordeelde situaties was dat niet het geval.

Bron: Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLINLRBOVE2022428, AWB 21/489 en 21/490 | 10-02-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Per 1 januari 2024 geldende bedragen in de SZW-regelgeving

    De ministers van SZW en voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen hebben een eerste mededeling gepubliceerd met per 1 januari 2024 geldende bedragen in de SZW-regelgeving. Een tweede verzamelmededeling is aangekondigd en volgt binnenkort. Niet

  • Stapsgewijze afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer

    Het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer wordt vanwege de beperkte doeltreffendheid per 1 januari 2026 afgeschaft. Dat gebeurt stapsgewijs. De minister van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld op welke wijze zij voornemens is

  • Premies inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2024

    De minister van VWS heeft de premiepercentages voor de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet voor 2024 gepubliceerd. Het maximum bijdrageloon of -inkomen is gelijk aan het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen en