Geplaatst op 20 april 2023

De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft een conclusie gewijd aan de gevolgen voor de toepassing van het loonkostenvoordeel bij de overgang van een onderneming.

Iemand met een WW-uitkering trad in dienst bij een eenmanszaak. Het UWV heeft een doelgroepverklaring afgegeven voor de toepassing van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer. De onderneming is ingebracht in een bv. Als gevolg van de overgang van de onderneming is de dienstbetrekking van rechtswege voortgezet bij de bv. De bv maakt aanspraak op het LKV voor de betreffende werkneemster. Het geschil betrof de vragen of voldaan is aan het uitkeringsvereiste en aan het geldigheidsvereiste. Aan het uitkeringsvereiste is voldaan als de werkneemster in de kalendermaand voorafgaand aan de dienstbetrekking recht had op een WW-uitkering. Het geldigheidsvereiste heeft betrekking op de aan de werkneemster verstrekte doelgroepverklaring.

Eerder in de procedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de bv recht heeft op het LKV. Het moment van indiensttreding bij de eenmanszaak geldt als de aanvang van de dienstbetrekking van de bv. Dat de doelgroepverklaring de eenmanszaak als werkgever vermeldt, doet niet af aan de geldigheid ervan.

De A-G is van mening dat bij de overgang van een onderneming het moment van indiensttreding bij de overdragende werkgever geldt als de aanvang van de dienstbetrekking. Dat betekent dat het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het uitkeringsvereiste. Verder is de A-G van mening dat er onvoldoende grond is voor de opvatting dat bij de overgang van een onderneming de doelgroepverklaring alleen geldig zou zijn voor de overdragende werkgever. Het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het geldigheidsvereiste.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2023341, 22/02470 | 23-03-2023

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Tijdstip indiening verzoek toepassing 30%-regeling

    Voor uit het buitenland aangeworven werknemers is onder voorwaarden de 30%-regeling van toepassing. Deze regeling houdt in dat 30% van de totale bruto beloning van de werknemer als onbelaste vergoeding kan worden betaald. Een verzoek om toepassing

  • Hernieuwd verzoek 30%-regeling terecht afgewezen

    Uit het buitenland aangeworven werknemers komen op verzoek en onder voorwaarden in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. De regeling houdt in dat 30% van de bruto beloning als belastingvrije vergoeding voor de extra kosten buiten het land

  • Tegemoetkoming administratieve lasten fiets van de zaak en reiskostenvergoeding

    Een werkgever kan aan zijn werknemers een fiets ter beschikking stellen. Als de fiets ook privé gebruikt mag worden, geldt een forfaitaire bijtelling bij het loon van 7% van de waarde inclusief omzetbelasting van de fiets. Voor reizen met een