Geplaatst op 7 april 2022

In een arrest uit 1983 heeft de Hoge Raad bepaald dat door een werkgever aan een werknemer betaalde vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht in het algemeen niet als loon worden aangemerkt. In een recent arrest legt de Hoge Raad uit dat een vergoeding van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht wel als loon wordt aangemerkt indien en voor zover de werkgever aan zijn erkenning van aansprakelijkheid een hogere vergoeding verbindt dan rechtstreeks uit die aansprakelijkheid voortvloeit. Wanneer de werkgever niet zo’n hogere vergoeding aan die erkenning verbindt, brengt de vastlegging in de arbeidsovereenkomst materieel geen verandering in de rechten die de werknemer als gevolg van het ongeval heeft. Dan is er ook geen reden om over de belastbaarheid van de vergoeding anders te oordelen dan in het geval van de werknemer ten aanzien van wie in de arbeidsovereenkomst niets is geregeld. Zijn bij of krachtens de arbeidsovereenkomst geen hogere vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht voorzien dan bepaald worden door de op de werkgever rustende aansprakelijkheid, dan doet de uitzondering niet voor en vormt de vergoeding geen loon.

De Hoge Raad heeft een andersluidende uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden vernietigd, omdat deze berust op een onjuiste rechtsopvatting. Na verwijzing zal Hof Den Bosch moeten onderzoeken of de in de cao van de werkgever opgenomen verplichtingen ter zake van schadevergoedingen als een bijzondere omstandigheid gelden.

Als middel voor cassatie was voorts aangevoerd dat vergoedingen voor immateriële schade en verlies aan arbeidskracht niet tot het belastbare loon mogen worden gerekend als zij zijn toegekend door werkgevers die werkzaamheden doen verrichten in de uitvoering van hun publieke taak. Argument daarvoor zou zijn dat aan dergelijke werkzaamheden vaak een verhoogd risico op ernstige letselschade is verbonden. De Hoge Raad deelt die opvatting niet. Werkgevers met een publieke taak verkeren niet in een zodanig andere positie dan werkgevers in het algemeen dat voor de belastbaarheid van vergoedingen van immateriële schade en verlies aan arbeidskracht zou moeten worden afgeweken van de algemene regel.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2022444, 21/01143 | 24-03-2022

Deel dit bericht

Bel voor meer informatie

0412 – 45 90 00

of wij bellen u

Gerelateerde berichten

  • Wel indexatie, maar geen verdere verhoging vrijwilligersvergoeding

    De staatssecretaris van Financiën heeft bij de behandeling van het Belastingplan 2023 in de Eerste Kamer toegezegd om nog eens te kijken naar de mogelijkheid om de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding te verhogen. Een onkostenvergoeding voor een

  • Conclusie AG aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

    Binnen de werkkostenregeling kan de werkgever vergoedingen en verstrekkingen aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover over de vergoeding of verstrekking loonbelasting is verschuldigd, komt deze voor rekening van de werkgever bij aanwijzing

  • Bijbaan verhindert toepassing 30%-regeling niet

    Voor uit het buitenland aangeworven werknemers met een specifieke deskundigheid kan op verzoek de 30%-regeling worden toegepast. Deze regeling houdt in, dat 30% van de totale bruto beloning als onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten kan